In wat voor een land gaan we werken?
Hoe de Nederlandse arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken, is al jaren onderwerp van onderzoek, rapporten en veel overleg tussen achtereenvolgende kabinetten en de sociale partners. Nu ligt er eindelijk een pakket maatregelen.
De wet Arbeidsmarkt in Balans uit 2018 heeft haar naam niet waargemaakt. De Nederlandse arbeidsmarkt is scheefgegroeid, benadrukte minister Karien van Gennip van SZW in april bij haar toelichting op het pakket maatregelen dat wel voor toekomstbestendigheid moet zorgen. Geleidelijk is een disbalans ontstaan tussen rechten en plichten, zekerheid en onzekerheid. Zorgelijk, aldus de minister. Want werk moet bijdragen aan sociale samenhang. Juist in een periode waarin veel uitdagingen op mensen afkomen, moeten zekerheid en perspectief gewaarborgd zijn.
Prikkelende vraag
De noodzaak om de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken, wordt al lange tijd ervaren. Dat leidde de afgelopen jaren tot tal van adviezen. Denk aan het WRR-rapport ‘Het betere werk’ en het rapport van de Commissie Regulering van Werk – beter bekend onder de naam van voorzitter Hans Borstlap – uit 2020. Bij de presentatie gaf hij aan dat onze economische en sociale vooruitgang met het huidige systeem van de arbeidsmarkt onvoldoende gewaarborgd wordt. Niet voor niets is als titel van het eindrapport gekozen voor een prikkelende vraag: in wat voor land willen we werken?
Bestaanszekerheid verbeteren
Medio 2021 volgde een SER-advies voor de middellange termijn. Dit bevatte een visie op de toekomstige arbeidsmarkt met voorstellen voor hervorming ervan. Deze aanbevelingen waren belangrijke bouwstenen voor de arbeidsmarktparagraaf in het huidige coalitieakkoord. Centrale ambitie daarbij volgens het kabinet: de bestaanszekerheid verbeteren via het aanpakken van onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt.
In de zomer vorig jaar schetste minister Van Gennip al de contouren van een aantal maatregelen, onder meer voor het tegengaan van schijnzelfstandigheid, de arbeidsmigranten, een Leven Lang Ontwikkelen en het bevorderen van de overgang van werk naar werk.
37 maatregelen
Er volgde een fase van intensief overleg tussen de sociale partners binnen de Stichting van de Arbeid. Samen met het ministerie van SZW gingen zij aan de slag met de uitwerking van de SER-voorstellen. Dat resulteerde in een akkoord over het pakket dat de minister op 3 april 2023 via een Kamerbrief presenteerde. Het gaat om 37 maatregelen op zeven verschillende terreinen.
Bescherming en zekerheid
Het eerste deel van de maatregelen moet werknemers meer zekerheid geven en zelfstandigen beter beschermen. Daartoe worden onder meer 0-uren en min-max-contracten afgeschaft. Oproepcontracten worden basiscontracten met zekerheid over het minimale aantal te werken uren. De verplichte beschikbaarheid wordt beperkt tot 130% van dat minimum.
Wordt structureel meer gewerkt dan het basiscontract dan volgt na een jaar een contract met meer uren. Zo weten werknemers beter waar ze aan toe zijn. Een uitzondering geldt voor scholieren en studenten, medewerkers die vaak juist zo min mogelijk gebonden willen zijn.
Boetes voor beunhazen
Uitzendkrachten hebben eerder zekerheid. Na 52 weken krijgen zij recht op een contract dat niet meer op elk moment kan stoppen. Na twee jaar is er recht op een vast contract; nu is dat nog vier jaar. De overige arbeidsvoorwaarden moeten gelijk zijn aan dat van vast personeel, ook als het gaat om pensioen.
Om de uitwassen met malafide uitzendbureaus een halt toe te roepen, komt er vanaf 2025 een certificeringsstelsel met boetes. Die gelden zowel voor bureaus die niet aan de eisen voldoen als voor de opdrachtgevers die zaken doen met deze beunhazen.
Draaideur dichter
Door een wijziging in de ketenregeling worden draaideurconstructies verder beperkt. Tijdelijk werk moet ook tijdelijk werk zijn, is de gedachte. Op dit moment kunnen medewerkers na drie tijdelijke contracten zes maanden later opnieuw een contract krijgen. Die tussenliggende periode wordt fors uitgebreid, tot vijf jaar. Uitzondering zijn ook in dit geval scholieren en studenten.
Verplicht vangnet
Veelbesproken onderdeel van het pakket – en essentieel voor de vakbonden – is de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers. Veel zelfstandigen vinden zo’n financieel vangnet te kostbaar en zijn nu onbeschermd bij tegenslag. Door de verplichting neemt hun kostenvoordeel vergeleken met ‘gewone’ werknemers af. Ook voorkomt het dat onverzekerde zzp’ers in de bijstand terechtkomen, waardoor de samenleving opdraait voor de risico’s.
Bij de premiehoogte is vooralsnog sprake van zo’n 8% van het inkomen voor een uitkering op 70% van het laatstverdiende jaarinkomen. Als bovengrens wordt 143% van het minimumloon genoemd. De wachttijd voordat de verzekering uitkeert, bedraagt 1 jaar.
Mits haalbaar en betaalbaar mogen zelfstandigen zich privaat verzekeren. Dekking en premie moeten dan minstens gelijk zijn. Bedoeling is dat bestaande polissen behouden kunnen worden.
Wendbaar
De tweede groep maatregelen moet werkgevers wendbaarder maken. Zo kunnen zij beter inspelen op de steeds sneller veranderende omstandigheden. Belangrijk element is de verplichte loondoorbetaling bij ziekte. Bedrijven met minder dan 100 werknemers horen na één jaar of ze een langdurig zieke werknemer kunnen vervangen. Hiermee wordt het zogenaamde spoor 1 afgesloten. Wel blijven werkgevers in het tweede jaar verantwoordelijk voor loondoorbetaling en eventuele re-integratie bij een andere werkgever (spoor 2). Bij herstel is de zieke werknemer zijn baan kwijt, tenzij de vacature nog altijd openstaat.
Anticiperen op calamiteit
Naar aanleiding van de corona-ervaringen komt er een Crisisregeling Personeelsbehoud. Werkgevers die worden getroffen door een calamiteit buiten het ondernemersrisico kunnen hiermee medewerkers in dienst houden. Die mogen zes maanden lang anders of op een andere plek worden ingezet. Ook mogen zij ten minste 20% minder werken tegen 10% minder loon, op voorwaarde dat de ondernemingsraad akkoord gaat en de vakbonden op de hoogte zijn gesteld. Om de regeling te bekostigen, gaan alle werkgevers een hogere WW-premie betalen.
Ingehaald door realiteit
De totstandkoming van het pakket aan maatregelen kostte veel tijd, vooral door het creëren van draagvlak bij de sociale partners. Gedurende dit traject zijn sommige uitgangspunten ingehaald door de realiteit. Zo is de arbeidsmarkt ongekend krap. Om medewerkers aan te trekken, bieden werkgevers in veel sectoren al vaste contracten aan; ze hebben simpelweg geen keus.
Belangrijke vraag is nu: wanneer gaan al deze regels in? De minister wil de benodigde wetgeving rond de zomer van 2023 in internetconsultatie brengen. Dan zou het pakket in het voorjaar van 2024 aan de Tweede Kamer kunnen worden voorgelegd. Dit traject zal zeker nog tot aanpassingen leiden. De toekomst van onze arbeidsmarkt blijft dus nog enige tijd onzeker.