Een gemiddeld familiebedrijf bestaat al gauw uit verschillende vennootschappen. Dochtermaatschappijen, moedermaatschappijen en persoonlijke holdings zijn eigenlijk één grote juridische familie. Een familie die door het drukke ondernemen nog weleens te weinig (fiscale en juridische) aandacht krijgt. In deze column ga ik in op een tweetal mogelijkheden die de risico’s tussen moeder- en dochtermaatschappijen beperken.
In veel familiebedrijven zien we dat dochtermaatschappijen aan elkaar factureren. Op dat moment ontstaat tussen de dochters een onderlinge schuldverhouding (in rekening-courant). Deze schuldverhouding zien we niet terug in de geconsolideerde jaarrekening en vaak ook niet in de aangifte vennootschapsbelasting (vanwege het bestaan van een fiscale eenheid). Desalniettemin bestaat deze schuldverhouding civielrechtelijk wel degelijk.
Het komt voor dat een slechtlopende dochtermaatschappij vorderingen heeft op een bepaalde zustermaatschappij. Het feit dat dezelfde dochtermaatschappij veelal flinke schulden heeft aan de moedermaatschappij doet daar niets aan af. Wanneer de dochtermaatschappij failliet gaat, zal de curator eisen dat de zustermaatschappij betaalt, terwijl de kans klein is dat de moedermaatschappij nog iets van haar geld terugziet. Om dit te voorkomen is het dus noodzakelijk dat onderlinge rekening-courantverhoudingen regelmatig geschoond worden. Dit kan bijvoorbeeld door het opstellen van cessieovereenkomsten of door middel van een zogenaamde clearingovereenkomst. Op basis van een clearingovereenkomst worden de onderlinge rekeningcourantverhoudingen ‘automatisch’ zoveel als mogelijk verrekend en lopen alle schuldverhoudingen via de moedermaatschappij.
Een ander aandachtspunt betreft de zogenaamde onzakelijke lening. Een onzakelijke lening is een lening die het gevolg is van aandeelhoudersmotieven en zodanige voorwaarden kent dat een onafhankelijke derde (bijvoorbeeld de bank) de lening niet verstrekt zou hebben. Bij een onzakelijke lening mag de schuldeiser de lening niet afwaarderen ten laste van de winst. Vaak gaat het dan om de moedermaatschappij, een persoonlijke holding of de directeur-grootaandeelhouder zelf. Onder voorwaarden mag het verlies op de lening uiteindelijk toch nog worden genomen (veelal bij liquidatie/ontbinding van de schuldenaar).
Tot slot heeft de Hoge Raad aangegeven dat een zakelijke lening na verloop van tijd alsnog onzakelijk kan worden. Dit is het geval wanneer de schuldeiser geen adequate maatregelen neemt terwijl hij weet dat de schuldenaar financieel gezien in zwaar weer verkeert. U moet reageren als een ‘echte’ bank.
Het is dus van belang binnen de ‘familieverhoudingen’ zakelijk met elkaar te (blijven) handelen. Alhoewel de praktijk dit veelal niet voldoende toelaat, adviseer ik in ieder geval zoveel mogelijk zakelijke voorwaarden in de leningsovereenkomst op te nemen. Daarbij gaat het naast de rente ook om de looptijd, de aflossingstermijnen en de verstrekken zekerheden. In ieder geval is het zaak de onderlinge schuldverhoudingen schriftelijk vast te leggen. Ik denk dat er nog genoeg mogelijkheden bestaan voor het gemiddelde familiebedrijf om ‘winst’ te boeken.
Jan van Neerbos
G&O Verstegen accountants en adviseurs
Edisonweg 21d | Postbus 787
4200 AT Gorinchem
0183 – 617839
www.geno.nl
rivierenland business | nummer 3 | juli 2014
De ingewikkelde relatie tussen moeders, dochters en zusters